Wat is het broeikaseffect?

Het klimaat op aarde wordt voor een groot deel bepaald door de atmosfeer. De atmosfeer of dampkring is de luchtlaag rondom de aarde. De atmosfeer is een mengsel van verschillende gassen. Die gassen laten een deel van de zonnestraling door naar de aarde, de rest wordt weerkaatst. Op de aarde wordt een deel van de zonnestraling omgezet in warmte. De aarde straalt deze warmte ook weer uit. Bepaalde gassen in de atmosfeer houden een deel van deze warmte-uitstraling tegen. Hierdoor wordt het warmer op aarde. De werking van de gassen die de warmte-uitstraling tegenhouden, is te vergelijken met een broeikas (een plantenkas). Ook een broeikas houdt de warmte die binnenkomt vast. Daarom wordt de werking van deze gassen het broeikaseffect genoemd. De gassen in de atmosfeer die het broeikaseffect veroorzaken, worden broeikasgassen genoemd. De belangrijkste broeikasgassen zijn waterdamp en koolstofdioxide. Door het broeikaseffect is de gemiddelde temperatuur op aarde 15 °C. Zonder broeikasgassen zou de gemiddelde temperatuur op aarde -18 °C zijn en zou er waarschijnlijk geen leven op aarde zijn ontstaan.

Het versterkt broeikaseffect

In de afgelopen honderd jaar is de gemiddelde temperatuur op aarde ongeveer 0,8 °C gestegen. In Nederland is de gemiddelde temperatuur nog meer gestegen. Volgens de meeste onderzoekers wordt de temperatuurstijging  veroorzaakt doordat de mens steeds meer broeikasgassen aan de atmosfeer afgeeft. De atmosfeer houdt daardoor meer warmte-uitstraling tegen, waardoor de temperatuur op aarde stijgt. In de afgelopen honderd jaar is de mens steeds meer fossiele brandstoffen gaan verbruiken. Bij de verbranding daarvan ontstaat koolstofdioxide. Vooral de toename van koolstofdioxide in de lucht versterkt het broeikaseffect.

Klimaatverandering

Klimaatverandering betekent dat het weertype gedurende een periode van meerdere jaren veranderd. De oorzaak van een klimaatverandering is het versterkte broeikaseffect, waardoor de temperatuur op aarde stijgt. De gevolgen daarvan zijn: de stijging van de zeespiegel, doordat het zeewater uitzet door opwarming en doordat een deel van het poolijs en het ijs van gletsjers smelt, hierdoor kunnen laaggelegen gebieden overstromen. Door de droogte zullen woestijnen groter worden. In sommige gebieden wordt landbouw onmogelijk, terwijl andere gebieden juist geschikter worden voor landbouw. Bepaalde planten en dieren verdwijnen, terwijl andere soorten juist verschijnen. Ontregeling van het jaarritme van soorten: sommige soorten verschijnen eerder in het jaar, andere soorten niet, hierdoor kunnen voedselketens worden verstoord. Sommige ziekten komen vaker voor, bijvoorbeeld de ziekte van Lyme.